"Equal" en "equivalent" lijken misschien op elkaar, maar ze hebben subtiele maar belangrijke verschillen in betekenis. "Equal" betekent simpelweg "gelijk" in hoeveelheid, waarde of rang. "Equivalent" daarentegen suggereert gelijkwaardigheid, maar dan vaak in een andere context of vorm. Het gaat om een gelijke waarde of functie, maar niet per se dezelfde samenstelling. Denk aan een ruilhandel: je ruilt iets equivalents voor iets anders, het is niet hetzelfde, maar wel van gelijke waarde.
Laten we dit met een paar voorbeelden verduidelijken:
- Equal: "Two plus two equals four." (Twee plus twee is vier.) Hier zijn de hoeveelheden gelijk.
- Equal: "All people are born equal." (Alle mensen worden gelijk geboren.) Hier gaat het om gelijkheid in rechten en waardigheid.
- Equivalent: "A bachelor's degree is roughly equivalent to a Dutch HBO diploma." (Een bachelordiploma is ongeveer gelijkwaardig aan een Nederlands HBO-diploma.) Hoewel het niet exact hetzelfde is, hebben ze een vergelijkbare waarde en functie.
- Equivalent: "This fake diamond is equivalent to a real one in appearance." (Deze nepdiamant is gelijkwaardig aan een echte qua uiterlijk.) De samenstelling is anders, maar de uitstraling is gelijk.
- Equal: "She is equal in height to her sister." (Zij is even lang als haar zus.) Hier is de lengte gelijk.
- Equivalent: "A kilogram is equivalent to 1000 grams." (Een kilogram is gelijkwaardig aan 1000 gram.) We spreken hier over een omrekening, een equivalente maat.
Het is dus belangrijk om goed te kijken naar de context om te bepalen of je "equal" of "equivalent" moet gebruiken. "Equal" gebruik je wanneer iets exact hetzelfde is, terwijl "equivalent" gebruikt wordt wanneer er een gelijke waarde of functie is, ook al zijn de dingen zelf niet identiek.
Happy learning!