De Engelse woorden "quantity" en "amount" betekenen allebei "hoeveelheid", maar ze worden niet altijd door elkaar gebruikt. "Quantity" gebruik je meestal voor dingen die je kunt tellen, dingen die je kunt kwantificeren. Denk aan aparte, afzonderlijke items. "Amount" gebruik je voor dingen die je niet kunt tellen, zoals vloeistoffen, poeders of abstracte begrippen. Het is een kwestie van of je iets kunt tellen of niet.
Laten we eens naar enkele voorbeelden kijken:
"A large quantity of apples was delivered." (Een grote hoeveelheid appels werd geleverd.) Hier tellen we de appels.
"A large amount of juice was spilled." (Een grote hoeveelheid sap werd gemorst.) Sap kun je niet tellen, je meet het.
"The quantity of students in the class increased." (Het aantal studenten in de klas nam toe.) We tellen studenten.
"The amount of homework increased dramatically." (De hoeveelheid huiswerk nam dramatisch toe.) Huiswerk is een abstract begrip, je kunt het niet tellen.
"He has a large quantity of stamps in his collection." (Hij heeft een grote hoeveelheid postzegels in zijn collectie.) We tellen de postzegels.
"The amount of money he earned was impressive." (De hoeveelheid geld die hij verdiende was indrukwekkend.) Geld kun je niet tellen, je meet het.
Merk op dat er uitzonderingen kunnen zijn, vooral bij ontelbare zelfstandige naamwoorden die wel een hoeveelheid aangeven, zoals 'information' (informatie) of 'evidence' (bewijs). In zulke gevallen is 'amount' vaak de betere keuze. Het is belangrijk om te voelen welke optie beter past in de context.
Een handige vuistregel: kun je het tellen? Gebruik dan "quantity". Kun je het niet tellen? Gebruik dan "amount".
Happy learning!