De Engelse woorden "reflect" en "mirror" lijken misschien op elkaar, maar ze hebben verschillende betekenissen. "Mirror" verwijst naar een fysiek voorwerp: een spiegel. "Reflect" daarentegen, beschrijft een actie of een proces van weerkaatsen, maar niet per se met een spiegel. Het kan zowel fysiek als figuurlijk gebruikt worden. Denk aan het reflecteren van licht, maar ook het reflecteren op je eigen gedrag.
Laten we eens kijken naar enkele voorbeelden:
Mirror: "I looked in the mirror and brushed my hair." (Ik keek in de spiegel en borstelde mijn haar.) Hier is "mirror" een concreet object.
Reflect: "The lake reflected the beautiful sunset." (Het meer weerspiegelde de prachtige zonsondergang.) Hier beschrijft "reflect" de manier waarop het licht van de zonsondergang wordt weerkaatst door het water.
Mirror: "Her actions mirror her beliefs." (Haar acties spiegelen haar overtuigingen.) Hier wordt "mirror" figuurlijk gebruikt om aan te geven dat de acties en de overtuigingen gelijk zijn. Het is een vergelijking.
Reflect: "I need some time to reflect on what happened." (Ik heb wat tijd nodig om na te denken over wat er gebeurd is.) Hier betekent "reflect" nadenken of overpeinzen.
Hier zie je dus duidelijk het verschil: "mirror" duidt op een fysieke weerkaatsing of een vergelijking, terwijl "reflect" zowel een fysieke weerkaatsing kan beschrijven als een proces van nadenken of overpeinzen.
Happy learning!